Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2117

Datum uitspraak2005-08-30
Datum gepubliceerd2005-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506753/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 19 juli 2005, kenmerk 3676143, heeft verweerder verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens de opslag van verfproducten in strijd met voorschrift 2.1.4 van het Besluit Opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit).


Uitspraak

200506753/1. Datum uitspraak: 30 augustus 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sikkens Verkoop B.V.", gevestigd te Sassenheim, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 19 juli 2005, kenmerk 3676143, heeft verweerder verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens de opslag van verfproducten in strijd met voorschrift 2.1.4 van het Besluit Opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit). Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Den Haag en E.D. Brendeke, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door W. van Asselt en ing. C.E. Scheepers, ambtenaren van de gemeente Apeldoorn, zijn verschenen. Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht. 2.    Overwegingen 2.1.    In voorschrift 2.1.4 van Bijlage I van het Besluit is bepaald, voor zover hier van belang, dat indien buiten de werkvoorraden in een ruimte of op een open terrein van de inrichting meer dan 25 kilogram of liter gevaarlijke stoffen of gevaarlijke afvalstoffen worden opgeslagen, de opslag plaatsvindt in een opslagruimte die voldoet aan CPR 15-1. 2.2.    Uitgaande van de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, gaat de Voorzitter ervan uit dat de litigieuze verfproducten niet volgens CPR 15-1 zijn opgeslagen, zodat verzoekster handelt in strijd met voorschrift 2.1.4. 2.3.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.4.    Verzoekster stelt dat zij forse investeringen moet doen om aan  CPR 15-1 te voldoen. Zij betoogt dat, nu is aangekondigd dat CPR 15-1 zal worden vervangen door de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 (PGS 15) en de verfproducten nu al zijn opgeslagen in overeenstemming met PGS 15, er concreet uitzicht bestaat op legalisatie van de opslag van de onderhavige verfproducten. 2.4.1.    Ter zitting is gebleken dat de vraag of legalisatie van de huidige wijze van opslag in de rede ligt slechts kan worden beantwoord aan de hand van meer gedetailleerde gegevens over die opslag. De onderhavige procedure leent zich niet voor een uitvoerige behandeling van dit punt. 2.4.2.    Partijen hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij in het kader van de behandeling van het bezwaar gezamenlijk zullen bezien of de huidige opslag met een melding als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Besluit  kan worden voortgezet zonder kostbare wijzigingen. In afwachting van de behandeling van het bezwaar ziet de Voorzitter daarin, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding tot het treffen van de hieronder in het dictum  weergegeven voorlopige voorziening. 2.5.    Vanwege de omstandigheden van het geval ziet de Voorzitter geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: schorst bij wijze van voorlopige voorziening, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 19 juli 2005, kenmerk 3676143, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist. Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr.drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Hirsch Ballin    w.g. Stolker Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2005